Een ontbijt in Oegstgeest
Op 24 januari gaf ik een korte masterclass retorica aan een groep ondernemers in Oegstgeest. Een hele eer en een groot genoegen. Misschien is het aardig de punten die ik besprak hier met je te delen.
Belangrijkste punten: als je spreekt staat je publiek voorop, denk na over de structuur van je verhaal en werk met je uitstraling. De snelle tips die ik gaf: spreek luider en gebruik pauzes.
In een klein half uur kun je natuurlijk niet zoveel bespreken en al helemaal niet oefenen. Dat kan natuurlijk wel bij mijn trainingen en cursussen. Neem contact op als je daar meer over wilt weten.
En als je snel bent kun je nog meedoen aan de cursus in Haarlem die op 27 januari begint.

Ga uit van je publiek. Altijd.
De meeste mensen hebben de neiging van zichzelf uit te gaan. Wat wil ik kwijt in mijn verhaal? Meestal niet handig. Ga uit van je publiek: wat hebben zij nodig? En daarbij denk je aan het doel dat jij met je presentatie hebt. Je retorisch doel is een zin die in één keer uitdrukt wat jij wilt dat je publiek doet aan het eind van je presentatie. Dit lijkt eenvoudig, maar het valt in de praktijk niet mee. Je maakt het snel te breed, te uitgebreid, of je gaat onvoldoende uit van je publiek. Gebruik het format ‘aan het eind van mijn betoog weet/wil/voelt/doet mijn publiek …’. Bijvoorbeeld: ‘aan het eind van mijn presentatie begrijpt het publiek dat er een nieuwe methode is om vakantiedagen op te nemen en weet in grote lijnen hoe die methode werkt’.
Neem dus vooral de tijd om je doel zo goed mogelijk te formuleren. Als je goed hebt nagedacht over je doel, en je doel goed hebt vastgesteld en geformuleerd, is het relatief makkelijk de rest van je verhaal in te richten. Want als je spreekt heb je een doel.

Structuur: orden je verhaal.
Als je hebt bedacht wat je gaat zeggen, en wat niet, bedenk je in welke volgorde dat gaat doen. Dat is belangrijk om drie redenen: Met een heldere structuur kun je zelf beter onthouden wat je wilt zeggen, je publiek kan je verhaal beter volgen, en je bent overtuigender.
Vaak kun je zelf een indeling bedenken: inleiding, middenstuk, conclusie is de simpelste. Maar het kan beter.
Bijvoorbeeld bij een eindejaarsbijeenkomst waar je iets moet zeggen. Dan is een logische indeling: 1. wat fijn dat we hier met zijn allen zijn; 2. terugblik hoogtepunten afgelopen jaar; 3. vooruitblik komend jaar; 4. samen proosten.
Als je mensen wilt overtuigen iets te doen is een handige standaardindeling: 1. Er is een Probleem. 2. Dat heeft een Oorzaak. 3. Je geeft een Oplossing. 4. Die oplossing heeft de volgende (gewenste) Gevolgen.
De klassieke standaardindeling is: 1. Inleiding; 2. Feitenrelaas; 3. Argumentatie; 4. Slot
Inleiding: het publiek moet aandachtig en welwillend gestemd worden en in staat gesteld worden je verhaal te volgen.
Verhaal/narratio: de context wordt geschetst, zodat het publiek de inhoud kan volgen.
Argumentatie: de échte inhoud.
Slot: het einde: nog even recapituleren, zodat je publiek de belangrijkste punten weer in zijn hoofd heeft en de call to action, wat je wilt dat je publiek gaat doen.

Je uitstraling
Ethos is je uitstraling, de kracht van je karakter—zoals dat overkomt op je publiek. Dat kan dus zomaar afwijken van hoe je écht bent. Ethos heeft drie onderdelen.
Competent – phronesis—weet je wat je doet?
Deugdzaam – arete—sta je voor meer dan alleen eigenbelang?
Welwillend – eunoia—heb je het beste voor met je publiek?
Denk na in je voorbereiding hoe je deze drie laat zien aan je publiek. Je moet het niet alleen zijn, maar ook overbrengen.
Ontwikkel je ethos
Lastige vragen om goed op te kauwen, zodat je je ethos kunt ontwikkelen:
Wie zou je voorbeeld qua uitstraling kunnen zijn?
Hoe denk je dat je overkomt?
Hoe zou je willen dat je overkomt?
Hoe vinden anderen dat je overkomt?
Hoe denk je dat je echt in elkaar steekt?
Hoe kun je oefenen om dat dichter bij elkaar te brengen?
Het antwoord op de laatste vraag is overigens, veel toespraken, praatjes en presentaties houden, en daarbij bewust letten op je uitstraling.
