We werken in een talige omgeving. Met mails, memo’s, meetings en presentaties helpen we onze projecten, onze collega’s en onszelf vooruit. Taal is ons gereedschap, tekst ons instrument, woorden ons wapen.
En dan is het bijna verbijsterend hoe slecht de meeste mensen hun gereedschap beheersen. Je zou zeggen dat mensen hun teksten – gesproken en geschreven – laten passen bij hun boodschap, hun publiek, henzelf, maar dat is vrijwel altijd te hoog gegrepen.
Kunnen ze dan in elk geval mooi schrijven of spreken, zodat het fijn is naar hen te luisteren? Zelden.
Jaren geleden bezwoer een van mijn docenten zijn studenten ‘schrijf niet alsof u een hartgrondige hekel aan uw lezer hebt.’ De bierkaai heeft duidelijk gewonnen.
Duidelijk formuleren, een nog lagere eis, blijkt ook bijzonder lastig. Communicatiemedewerkers leerden vroeger in jip-en-janneketaal te schrijven, tegenwoordig moet het B1 zijn. Helaas is dat een inhoudelijk lege term. Laat staan dat automatisch het doel van de tekst of het specifieke publiek erbij in acht wordt genomen.
Zelfs correct taalgebruik is zeldzaam. Natuurlijk kan, mag en zal er wel eens een foutje in een tekst sluipen, maar fouten horen de uitzondering te zijn en niet de norm.

En toch lijkt slecht taalgebruik de standaard te zijn. Het lijkt acceptabel te zijn dat het taalniveau laag ligt. Drie voorbeelden van mensen die beter zouden moeten weten: burgemeesters, redacteuren van de NOS en beleidsambtenaren.
Burgemeester
Ik was op een haringparty/netwerkbijeenkomst waar de burgemeester een toespraak gaf. Niet heel belangrijk, niet heel moeilijk, maar wel de moeite waard om het goed te doen. Hij deed het niet goed. Met een beetje voorbereiding had hij het niveau van stompzinnig geklets kunnen overstijgen en had de speech de status van de burgemeester kunnen versterken in plaats van verzwakken.
Redacteuren van de NOS
Bij een training nieuwslezen op de radio kon ik oefenen met officiële teksten die in NOS-bulletins waren uitgesproken. Ze waren niet heel sterk. Deels verklaarbaar, omdat nieuwslezen op de radio een apart vak is en je je spreekteksten niet aan anderen moet overlaten. Maar er waren te veel nieuwsberichten waarin onduidelijk was wat het nieuws precies was en die meerdere invalshoeken hadden. Dat mag je professionele redacteuren wel aanrekenen.
Beleidsambtenaren
Ik zie veel raadsstukken, documenten die door gemeenteambtenaren worden geschreven en door wethouders naar de gemeenteraad worden gestuurd. De raad kan dan namens alle inwoners een beslissing nemen, bijvoorbeeld over nieuwe flatgebouwen die in een buurt gebouwd worden, waaraan belastinggeld wel of niet wordt uitgegeven en hoe je omgaat met zwakkeren in de samenleving. Niet onbelangrijk dus. Dan moet je erop kunnen vertrouwen dat die stukken zorgvuldig zijn gemaakt. Maar door de taalfouten, stilistische onzuiverheden en beroerde opbouw krijg je vaak het gevoel dat de betrokken ambtenaren maar wat doen, niet snappen wat ze doen, of het ze niet kan schelen wat ze doen. Laatst kreeg ik een stuk – zeker niet het slechtste in zijn soort – dat begon met “het archief groeit uit haar voegen. Hun uitbreidingsbehoefte…”

Deze voorbeelden laten zien dat zelfs de mensen die betaald worden om taaluitingen te produceren nog flink kunnen verbeteren. En eigenlijk zou iedereen dat moeten doen. Want of we het willen of niet, we leven in een talige omgeving. We bereiken elkaar en construeren onze gezamenlijke wereld niet alleen met hout en stenen, maar vooral met woorden.
En daarom moeten we gezamenlijk beslissen welk niveau van taalgebruik we als standaard willen hebben. Wat mij betreft moet die norm omhoog. En tegelijkertijd kunnen we individueel ons best doen om ons wapen, ons instrument, ons gereedschap beter te beheersen.