Jane Jacobs en de waarden van werk
Opvallend veel ambtenaren worden ongelukkig in hun werk. Een deel van hen neemt ontslag en gaat als zelfstandig ondernemer werken, hopend dan beter tot zijn recht te komen. Waar komt die frustratie vandaan? Komt het door luie collega’s, stroperige besluitvorming, politieke grilligheid? Kan allemaal zijn; maar tegelijkertijd werken veel ambtenaren met inzet, met plezier en met toewijding aan de publieke zaak. Waar gaat het dan mis? Waarom zijn er zo veel ambtenaren ziek, overspannen, burn-out? Door een teveel aan lange dagen, een gebrek aan vakantie en een overmaat aan verantwoordelijkheid kan het niet komen. De arbeidsomstandigheden lijken over het algemeen ook in orde. Maar ergens gaat er toch heel vaak iets heel erg mis.

Samen met Vanessa Lambrecht onderzoek ik hoe dit komt en hoe we ambtenaren kunnen helpen uit hun kooi te ontsnappen en de vrijheid tegemoet te vliegen. De uitkomst van dit onderzoek wordt een boek met analyse, interviews, adviezen en inspiratie.
Vanessa heeft in een blog geponeerd dat er misschien te veel bullshitbanen zijn bij de overheid. In dit artikel probeer ik de problematiek te verhelderen aan de hand van de analyse die Jane Jacobs maakt van de waardenstelsels van de overheid en van het bedrijfsleven. Jane Jacobs is vooral bekend als een van de belangrijkste denkers over het leven in grote steden, maar in het minder bekende Systems of Survival beschrijft ze de verschillende morele funderingen van overheden en van bedrijven.
Grootte, hiërarchie en moraal
Eerst, echter, moeten we het even hebben over grootte en hiërarchie. Beide leveren hun symptomen op. Iedereen begrijpt dat er in een grote organisatie meer coördinatie, meer regels en meer kantoorpolitiek nodig zijn dan in een kleine startup. Dat betekent dat overheden vaak bureaucratischer zijn dan een kruidenier. Maar de keten Ahold Delhaize is ook bureaucratischer dan een individuele Albert Heijn. Size does matter.
Op zijn blog schrijft marketinggoeroe Seth Godin over het verschil tussen een metaforische studio en een fabriek. In een fabriek moet je doen wat je gezegd wordt, en bij voorkeur doe je dat steeds sneller en goedkoper. In de studio draait het om initiatief, om iets nieuws te maken of iets beter te doen. In een studio is bijna geen hiërarchie meer. Zo bekeken heeft een overheid meer gemeen met een fabriek dan met een studio.
Overheidsorganisaties zijn groot en hiërarchisch. Dat betekent bijna per definitie veel bureaucratie en weinig initiatief. Jane Jacobs voegt daar nog een interessante laag aan toe. We zien geregeld dat persoonlijke waarden en normen moeten wijken voor het belang van de organisatie waar men werkt. Dat is natuurlijk nog niet zo revolutionair. Het interessante en vernieuwende van Jane Jacobs is dat zij aannemelijk maakt dat die organisaties ook een eigen stelsel waarden hebben. Het gaat dan niet puur om platte belangen, maar om organisatorische waarden en normen. Overheden hebben fundamenteel andere organisatorische waarden dan bedrijven. En dat is essentieel om een goed functionerende overheid te hebben. Ik wil uitzoeken of en wat dat voor werken binnen de overheid betekent.
Jane Jacobs
In haar boek Systems of Survival, a dialogue on the moral foundations of commerce and politics identificeert Jane Jacobs twee verschillende, elkaar uitsluitende, morele stelsels – de ene heeft betrekking op de commercie, de andere op de politiek – en onderzoekt wat er gebeurt wanneer deze twee syndromen met elkaar botsen.
Er zijn sinds het begin der tijden twee manier om in je levensonderhoud te voorzien. We kunnen wat we nodig hebben onder dwang van anderen afnemen, of we kunnen handelen in wat we voorhanden hebben, inclusief onze arbeidskracht, zodat we krijgen wat we nodig hebben. Al het menselijke werk valt in één van de twee categorieën – nemen of handelen. Dit zijn twee fundamenteel verschillende manieren van bestaan en we zien ze beide nog steeds terugkomen. De eerste is te zien bij de overheid, politie, militairen, etc. De tweede in het commerciële bedrijfsleven en bijvoorbeeld de wetenschap.
Volgens Jacobs heeft elk van deze overlevingsstrategieën een bijbehorend moreel syndroom, een stelsel van onderling verbonden waarden die bepalen wat deugdzaam gedrag is voor de mensen die gebruik maken van die overlevingsstrategie.
Degenen die nemen houden zich aan het ‘wachtersyndroom’. Degenen die handelen volgen het ‘handelssyndroom’. Waarden van het wachtersyndroom zijn onder meer loyaliteit, gehoorzaamheid en afzien van handeldrijven. Waarden van het handelssyndroom zijn onder andere inventiviteit, efficiëntie en vermijden van dwang. Elk syndroom heeft vijftien unieke waarden.
The guardian moral syndrome
1. Shun trading
2. Exert prowess
3. Be obedient and disciplined
4. Adhere to tradition
5. Respect hierarchy
6. Be loyal
7. Take vengeance
8. Deceive for the sake of the task
9. Make rich use of leisure
10. Be ostentatious
11. Dispense largesse
12. Be exclusive
13. Show fortitude
14. Be fatalistic
15. Treasure honor
The commercial moral syndrome
1. Shun force
2. Come to voluntary agreements
3. Be honest
4. Collaborate easily with strangers and aliens
5. Compete
6. Respect contracts
7. Use initiative and enterprise
8. Be open to inventiveness and novelty
9. Be efficient
10. Promote comfort and convenience
11. Dissent for the sake of the task
12. Invest for productive purposes
13. Be industrious
14. Be thrifty
15. Be optimistic

De waarden van het wachtersyndroom, bijvoorbeeld wees loyaal, wees gehoorzaam, schuw handel, passen het best bij organisaties die macht uitoefenen, zoals de overheid. De waarden van het handelssyndroom, zoals wees innovatief, werk makkelijk samen met anderen, toon initiatief en ondernemingsgeest, zorgen ervoor dat welvaart wordt gecreëerd in de private sector. Daarmee zijn beide syndromen nodig, aangezien een samenleving zowel een overheid als een private sector nodig heeft. Het gaat voor Jacobs nadrukkelijk over waarden bij organisaties waar mensen werken, niet noodzakelijk de waarden van de mensen zelf.
De kernwaarde van het wachterssyndroom is loyaliteit. Dat zie je bij overheidsorganisaties waar, als er een strijdigheid ontstaat tussen bijvoorbeeld eerlijkheid of openheid en loyaliteit, de loyaliteit wint. Met klokkenluiders loopt het zelden goed af. Een goede leidinggevende binnen de overheid, daarentegen, wordt geprezen, omdat zij altijd voor haar mensen gaat staan.
Het handelssyndroom is in essentie een set burgerlijke waarden. Het is vooral van belang voor mensen die handeldrijven, of producten of diensten produceren om te verhandelen. Dit syndroom is overigens niet beperkt tot de commerciële wereld. Zo wordt de wetenschap ook door diezelfde waarden gedreven. De belangrijkste waarde in dit syndroom is eerlijkheid, maar ijver en initiatief zijn ook belangrijk. Kern is dat handel alleen mogelijk is tussen mensen die elkaar vertrouwen.
De stelregels die samen de twee syndromen vormen, zijn gedragsvoorschriften die als passend ervaren worden. Wat onder het ene syndroom lovenswaardig is, zorgt voor problemen onder het andere syndroom. Een gemeente die winst maximaliseert door vergunningen aan de hoogste bieder te verkopen kan niet, voor een veilinghuis dat sieraden verkoopt is het volstrekt logisch. Zelfs als een gemeente grond verkoopt aan ontwikkelaars – op het eerste gezicht een commerciële activiteit – worden er vaak eisen gesteld aan wat er gebouwd wordt. Zo kan bijvoorbeeld een deel van de woningen die gebouwd gaan worden voor sociale verhuur bestemd zijn.
Alle waarden in een syndroom zijn belangrijk en ze zijn allemaal met elkaar verbonden. De belangrijkste conclusie van Jacobs’ betoog is dat je niet zomaar kunt kiezen uit alle deugden die je aanspreken. De twee syndromen sluiten elkaar uit, je kunt niet zomaar iets uit het andere syndroom halen, daar komt ellende van.
Je corrumpeert een overheidsorganisatie als je er commerciële waarden in omarmt en andersom. Een voorbeeld uit Systems of Survival is de georganiseerde misdaad, die de ‘schuw handel’-regel breken binnen een sterk wachterssyndroom. De handel is dan niet meer productief, niet meer vrijwillig, en de morele bodem zakt eronder weg.
Idealiter moeten het wachtersyndroom en het handelssyndroom gescheiden naast elkaar bestaan. Het ene zorgt ervoor dat het andere kan functioneren. Het wachtersyndroom zorgt voor de orde waardoor handel mogelijk is en dat het handelssyndroom de welvaart kan creëren die het wachtersyndroom kan onderhouden. Dit betekent echter dat, aangezien interactie tussen de syndromen onvermijdelijk is, er mensen nodig zijn die zich aan de verschillende syndromen kunnen aanpassen, en tegelijk het verschil ertussen moeten kennen.
Boek
In ons boek willen we onderzoeken of mensen zich meer aangetrokken voelen tot de waarden uit het commerciële syndroom in hun werk. Krijgen ze die ook beloofd als ambtenaar, terwijl die waarden in de praktijk niet tellen? Raken medewerkers van de overheid hierdoor teleurgesteld en gaan ze weg, juist omdat het beter bij hen past om volgens het commerciële syndroom te werken en ze daardoor niet gelukkig worden in een ambtelijke organisatie?
Je kunt dan denken aan ongelukkige medewerkers, die het gevoel hebben dat ze niet voldoende invloed hebben, of die onvoldoende initiatief kunnen nemen. Als ze willen innoveren met initiatief en ondernemerschap, met discussies en nieuwe aanpakken, en dan in botsing komen met hiërarchie en traditie, waardoor het moeilijk wordt om snelheid te maken, leidt dat dan tot frustratie en uiteindelijk tot ontslag?
Ook ik
Toen ik ambtenaar was heb ik dat ook gemerkt. Veel collega’s wilden niet met de buitenwereld spreken. Dat leidt maar tot gedoe. Het was zo erg dat de portiers van het ministerie mij belden als er mensen voor de deur stonden die vragen hadden over studiefinanciering. Tot mijn baas het mij verbood. Dat was mijn werk namelijk niet. Er waren speciaal mensen aangenomen om dat soort dingen te doen, de eenheid burgervragen. Zo’n evident gebrek aan openheid en zo’n grote angst voor echte mensen vond ik onverteerbaar. Ik dacht dat de oplossing was dat ambtenaren beter moesten leren communiceren en heb dat met de hoogste ambtenaar besproken. Natuurlijk is er nooit wat uitgekomen. Het was voor mij een van de redenen om naar ander werk om te zien. Maar vooral tekende het mijn gebrek aan kennis over en gevoel voor hoe een bureaucratie werkt en welke waarden eraan ten grondslag liggen.
Moet dan alles blijven zoals het was? Niet per se. Er is altijd ruimte voor vindingrijkheid en verbeteringen, maar dan moeten deze wel binnen de morele grenzen van de syndromen blijven.

Helpt de theorie van Jane Jacobs ons begrijpen waarom ambtenaren vertrekken en voor zichzelf beginnen? Passen mensen die de overstap van de ambtenarij naar het zelfstandige bestaan hebben gemaakt, beter in het handelssyndroom?
Dat weten we nog niet en daarom willen we dat onderzoeken. Maar we kijken ook verder. Wat drijft ambtenaren om voor zichzelf te beginnen? Hoe doen ze dat en hoe succesvol zijn ze daarin? Hiervoor willen we graag met oud-ambtenaren spreken die voor zichzelf zijn begonnen.
Dus ken jij mensen die de overstap van ambtenaar naar zzp’er hebben gemaakt of in het proces zitten? Laat het ons weten en mail naar gjp@geertjanprocee.nl
Vanessa Lambrecht en Geert-Jan Procee werken aan een boek over ambtenaren die zelfstandig ondernemer worden. In hun boek onderzoeken Lambrecht en Procee hoe de theorie van Jane Jacobs past bij de zoektocht van ambtenaren naar een zelfstandig bestaan. Daarnaast spelen ook de theorieën van Jan Rotmans over de veranderende samenleving en Rutger Bregmans ideeën over de toekomst van werk en de bullshit-jobs een grote rol. Lambrecht en Procee interviewen voor hun boek voormalige ambtenaren van het Rijk, de provincie en de gemeenten over hun overstap naar het zelfstandige bestaan. Ze onderzoeken waarom mensen de overheid willen verlaten om voor zichzelf te beginnen, ze geven advies hoe ambtenaren dat het beste kunnen doen, en ze inspireren ambtenaren hun droom te volgen.
Vanessa Lambrecht schreef een blog waarin ze zich afvraagt of ambtenaren vinden dat ze een bullshitjob hebben en daarom zelfstandig worden. Lees em hier.